Ondernemers
Het Belastingplan 2017 bevat 6 maatregelen voor ondernemers. Het Belastingplan bevat voorstellen van het kabinet om het belastingstelsel eenvoudiger maken. Het plan wordt jaarlijks met Prinsjesdag aangeboden aan de Tweede Kamer.
Buitenlandse aandeelhouders kunnen dividendbelasting terugkrijgen
Vanaf 1 januari 2017 kunnen buitenlandse aandeelhouders met aandelen in Nederlandse vennootschappen teveel ingehouden Nederlandse dividendbelasting terugvragen. Nederlandse aandeelhouders kunnen ingehouden dividendbelasting als voorheffing verrekenen met de inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting. Een buitenlandse aandeelhouder kan dat niet. Voor een buitenlandse aandeelhouder vormt de Nederlandse dividendbelasting vaak een eindheffing. Hij kan hierdoor meer dividendbelasting betalen. Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft geoordeeld dat dit niet mag.
Daarom komt er een teruggaafregeling in de dividendbelasting. Buitenlandse aandeelhouders kunnen alleen dividendbelasting terugkrijgen als zij meer hebben betaald dan als zij Nederlandse aandeelhouders zouden zijn. En als zij in eigen land de dividendbelasting die zij in Nederland betalen, niet kunnen verrekenen.
Bij buitenlandse aandeelhouders gaat de Belastingdienst bij het bepalen van de verschuldigde inkomstenbelasting als voordeel uit sparen en beleggen (box 3) er vanuit dat al hun aandelen in Nederlandse vennootschappen zitten. Hierdoor blijven de overige bezittingen (bijvoorbeeld een vakantiewoning) buiten beschouwing. Ook wordt rekening gehouden met het heffingsvrije vermogen.
Zie ook: Onderwerp Belastingen voor internationale ondernemers
Teruggaaf oninbare vorderingen eenvoudiger
De regeling voor teruggaaf van btw en milieubelastingen bij oninbare vorderingen wordt eenvoudiger.
Stuurt een ondernemer een factuur aan een klant? Dan moet de btw daarover direct aangeven en betaald worden. Betaalt de klant de factuur uiteindelijk niet of maar gedeeltelijk? Dan heeft de ondernemer btw betaald aan de Belastingdienst die niet ontvangen is. De btw kan de ondernemer dan terugvragen. Oninbare vorderingen ontstaan bijvoorbeeld bij een faillissement. Op dit moment kan het jaren duren voor een ondernemer recht op aftrek krijgt van de eerder afgedragen btw. Daarvoor moet namelijk eerst duidelijk zijn dat een klant de vergoeding niet of maar gedeeltelijk zal betalen. Het kan lang duren voordat die duidelijkheid er is.
In de nieuwe regeling wordt aangenomen dat een vordering oninbaar is, als de vergoeding 1 jaar na het opeisbaar worden nog niet is betaald. Wordt de vergoeding later toch nog geheel of gedeeltelijk ontvangen? Dan moet de ondernemer de belasting daarover weer op aangifte betalen. Een tweede vereenvoudiging is, dat de ondernemer de teruggaaf zelf in mindering brengt op de aangifte. De ondernemer doet dus niet meer een apart verzoek om teruggaaf. Dit geldt ook voor de vergelijkbare regeling voor de milieubelastingen (zoals energiebelasting, leidingwaterbelasting en afvalstoffenbelasting).
De nieuwe regeling geldt ook als de vordering is overgenomen door een andere ondernemer. Voor de btw moet die andere ondernemer wel nog een apart teruggaafverzoek indienen. Anders wordt in de btw de regeling voor overgedragen vorderingen te ingewikkeld.
Het kabinet wil hiermee de teruggaaf van btw en milieubelastingen voor oninbare vorderingenmakkelijker maken. De regeling maakt onderdeel uit van de Fiscale Vereenvoudigingswet 2017.
Minimumloon mag voor directeur-grootaandeelhouder om start-up te helpen
Vanaf 1 januari 2017 mogen directeur-grootaandeelhouders (DGA’s) van innovatieve start-ups genoegen nemen met alleen het wettelijk minimumloon. Daardoor kunnen deze startende ondernemingen meer geld in kas houden om te groeien. Wettelijk moet een DGA nu vaak meer verdienen dan het minimumloon.
De regeling geldt voor DGA’s van bedrijven die speur- en ontwikkelingswerk verrichten en starter zijn voor de toepassing van de S&O-afdrachtsvermindering.
Innovatieve startende BV’s kunnen deze regeling gebruiken zonder eerst met de belastingdienst te overleggen.
Zie ook: Onderwerp Ondernemen en innovatie
Wetsvoorstel uitfaseren pensioen in eigen beheer (PEB)
Er komt een belastingregeling voor directeur-grootaandeelhouders (DGA’s) voor hun in eigen beheer opgebouwde pensioen. Pensioenopbouw in de eigen onderneming is ooit begonnen als fiscaal gunstige regeling voor de oude dag. Steeds minder DGA’s bouwen pensioen in eigen beheer op. Maar hun pensioengeld zit nog steeds vast in hun bedrijf. Dit wordt beklemd vermogen of dividendklem genoemd. Willen DGA’s dan dividend laten uitbetalen, waarbij het beklemde vermogen wordt aangetast? Dan betalen ze hierover belasting op basis van de marktwaarde. Dit heeft de afgelopen jaren tot veel problemen geleid. Het wetsvoorstel voor het pensioen in eigen beheer regelt:
- dat er geen pensioen in eigen beheer meer kan worden opgebouwd;
- dat DGA’s de mogelijkheid hebben het opgebouwde pensioen met een aantrekkelijke regeling af te kopen. Daarmee kan de DGA eigen vermogen vrijspelen.
Koopt een DGA het pensioen niet af? Dan wordt de mogelijkheid geïntroduceerd om de in eigen beheer opgebouwde pensioenrechten om te zetten in een oudedagsverplichting.
Aangepaste eisen belastingvoordeel voor ondernemingen bij speur- en ontwikkelingswerk
Bedrijven krijgen in 2017 te maken met aangepaste eisen om voor een belastingvoordeel (innovatiebox) in aanmerking te komen. Een voordeel dat is gerelateerd aan speur- en ontwikkelingswerk. De regels worden aangescherpt om belastingontwijking, door gebruikmaking van verschillende regimes wereldwijd, te voorkomen.
Besteden bedrijven speur- en ontwikkelingswerk uit aan andere bedrijfsonderdelen? Dan komt de winst die samenhangt met dit werk – kort gezegd – niet in aanmerking voor een belastingvoordeel.
Nederland neemt een rekenkundige formule over die binnen de OESO is afgesproken voor het zogenoemde ‘substancecriterium’. De innovatiebox was en is alleen bedoeld voor ondernemingen met een belangrijke economische aanwezigheid in Nederland. En voor innovatieve activiteiten die in Nederland worden ontwikkeld.
De nieuwe formule versterkt dat uitgangspunt in de Nederlandse innovatiebox. De formule zorgt er ook voor dat dit uitgangspunt OESO-breed gaat gelden. De formule voorkomt dat ondernemingen, die niet of nauwelijks (innovatieve) activiteiten ontwikkelen in een land, belastingvoordeel genieten van bijvoorbeeld de innovatiebox.
Innovatiebox: intellectuele eigendomsrechten
Naast afspraken over het substancecriterium zijn er ook afspraken gemaakt welke intellectuele eigendomsrechten in aanmerking kunnen komen voor toegang tot de innovatiebox. Voor Nederland betekent dit dat octrooien, naar hun aard met octrooien vergelijkbare rechten, en programmatuur kunnen kwalificeren. Deze eis voor de toegang tot de innovatiebox geldt alleen voor grotere bedrijven.
Daarnaast moeten bedrijven (grotere en kleinere) voor de toegang tot de innovatiebox over een S&O-verklaring beschikken.
Zie ook: Onderwerp Ondernemen en innovatie
Verruiming begrip bouwterrein
Vanaf 1 januari 2017 is er voor de toepassing van de btw wettelijk eerder sprake van een bouwterrein.
Deze wettelijke aanpassing is het gevolg van een rechterlijke uitspraak. Hierin is aan het begrip bouwterrein een ruimere uitleg gegeven.
Bij de levering van een bouwterrein is btw (21%) verschuldigd en geldt een vrijstelling voor de overdrachtsbelasting. Bij andere grondaankopen (die geen bouwterreinen zijn) is overdrachtsbelasting (6%) verschuldigd en geldt een vrijstelling voor de btw.